Hoofdstuk 3. (uit 'de Esdoornvrucht')
Maar waar ze niet op gerekend had was een tweede trap. Ze had een klap verwacht. Ze had haar handen al afwerend bij haar hoofd. Hierdoor rolde ze haar kamer uit en belande bij de trap. Nog een schop, nu tegen haar rug. Om de volgende trap te ontwijken rolde ze door. Nog steeds haar armen beschermend tegen haar hoofd houdend. Maar ze wist zelf niet in welke positie zij zich bevond.
Met alle gevolgen van dien.
Daar rolde ze de trap af en halfweg gleed ze verder tot helemaal beneden.
Tijdens het glijden bonkte haar rug bij iedere trede en instinctief trok ze haar hoofd in. Haar armen strakker spannend ter bescherming. Tot ze niet verder kon glijden.
Stil bleef ze onderaan de trap liggen. Ze gaf geen kik.
Alles deed vreselijke pijn, haar hele rug. En niet alleen de plekken waar het vel van haar rug was geschaafd. Ze voelde ook de plekken waar spieren in aanraking waren gekomen met de treden en waar ze geraakt was
door zijn trappen. Maar geen kik. Ze gunde hem dat genoegen niet. Niet nu.
door zijn trappen. Maar geen kik. Ze gunde hem dat genoegen niet. Niet nu.
Tussen haar armen door zag ze haar moeder staan, een paar stappen van haar verwijderd. Zij stond daar met haar armen over elkaar en het gezicht vertoonde een triomfantelijke glimlach.
Haar vader kwam de trap af en stapte over haar heen.
‘En nu naar bed, als de donder en laat het niet weer gebeuren.’
Reacties
Heftig
Peter, op 16-06-19